Vicki Baum: Grand Hotel

Uitgeverij Querido, 2018

Nawoord bij de vertaling, door Josephine Rijnaarts

‘Ik heb nooit de illusie gehad dat mijn boeken me zouden overleven,’1 schreef Vicki Baum in Es war alles ganz anders (1962), haar autobiografie. De geschiedenis gaf haar ongelijk. Niet alleen in Duitsland worden titels als Hotel Shanghai, Liebe und Tod auf Bali en vooral haar belangrijkste roman: Menschen im Hotel nog steeds herdrukt, ook in andere landen verschijnen regelmatig herdrukken van de vertalingen.2 In 2016 bracht nyrb, New York Review of Books, een volledig herziene Engelse vertaling uit van Grand Hotel, zoals ook de Engelse titel luidt. Hoe komt het dat vooral dit boek de tand des tijds glansrijk heeft doorstaan? 

Menschen im Hotel verscheen in 1929 als feuilleton in de Berliner Illustrirte, indertijd het meest gelezen tijdschrift van Europa met een oplage van bijna twee miljoen, uitgegeven door de prestigieuze uitgeverij Ullstein, waar de beste en modernste Duitse schrijvers hun werk publiceerden en waar Vicki Baum als redacteur werkte. Het verhaal speelde zich af in het Berlijn van de jaren twintig, toen een van de meest fascinerende steden van Europa, waar de modernste technische ontwikkelingen over elkaar heen buitelden en de bewoners verwikkeld waren in de aloude strijd tussen de hang naar het oude en het verlangen naar het nieuwe. De personages vertegenwoordigen types die iedereen wel kende. Oorlogsinvaliden uit de Eerste Wereldoorlog maakten deel uit van het straatbeeld. Balletdanseressen op hun retour, in een tijd waarin het ballet als kunstvorm uit de gratie raakte, maakten deel uit van het theaterleven. Jonge vrouwen streefden naar onafhankelijkheid  en wilden iets van hun leven maken. Arbeiders en kantoorpersoneel kwamen in opstand tegen hun bazen. Vrouwenemancipatie was een issue, evenals de klassenstrijd. Oorlogsveteraan Otternschlag, balletdanseres Groezinskaja, de aan lager wal geraakte baron Gaigern, boekhouder Kringelein, directeur Preysing en secretaresse Flämmchen – ze waren uit het leven gegrepen, en het moet voor een deel die weergave van het tijdsbeeld zijn geweest die het feuilleton zo aantrekkelijk maakte. De verkoopcijfers waren enorm, zoals ook de algauw de in Berlijn opgevoerde bewerking voor het toneel een groot succes werd.

Daar bleef het niet bij. Onder de vele vertalingen die verschenen werd vooral de Engelse vertaling een bestseller, eerst in Engeland, daarna in Amerika, waar het boek tot een toneelstuk werd bewerkt, triomfen vierde op Broadway en in 1932 werd verfilmd met sterren als Greta Garbo en John Barrymore. De bioscoopversie werd bekroond met een Oscar voor de beste film. Was ook die internationale roem te danken aan de locatie: een chic hotel in Berlijn in de jaren twintig van de vorige eeuw? Aan de uit het Berlijnse leven  gegrepen personages? Waarschijnlijk speelt er nog iets mee en moeten we, om daar de vinger op te leggen, Vicki Baum zelf aan het woord laten. ‘Mooi, dacht ik bij mezelf, laten we een experimentje doen. Laten we de meest clichématige situaties nemen, laten we de meest clichématige figuren nemen, en laten we in elke figuur een lampje stoppen dat ze van binnenuit verlicht, dat een mens van ze maakt.’ Het was haar bedoeling om haar roman op die manier een ironische dimensie te verlenen, maar, schrijft ze: ‘De ironie wil dat niemand die ironie heeft opgemerkt; boek, toneelstuk en film hadden hun succes uitsluitend te danken aan die clichématige elementen waarover ik me vrolijk had gemaakt.’3 Het is maar de vraag of het geestige karakter van haar boek inderdaad onopgemerkt is gebleven. Ondanks knijpbrillen en andere ouderwetse gebruiksvoorwerpen maakt de roman geen gedateerde indruk, en dat heeft ongetwijfeld te maken met de verfijnde zelfspot van de personages, die op een subtiele manier is verweven met hun gedrag en doorklinkt in hun dialogen. Als lezers van deze tijd leven we met de personages mee, maar we lachen ook om hen omdat we onszelf herkennen in het menselijke, al te menselijke van hun sores.  

Een ander aspect dat het succes van de roman verklaart, is de spannende vormgeving. Het hotel is de centrale locatie, waar met een zwiep van de draaideur losse individuen van alle rangen en standen als bij toeval samenkomen, betrokken raken bij elkaars leven, samen van alles beleven en aan het slot weer uit elkaar gaan. Zes sleutelfiguren vragen onze aandacht, de andere personages vormen het decor. Door de combinatie van groepsroman en de beproefde eenheid-van-tijd-plaats-en-handeling-formule springt het verhaal van het ene naar het andere personage, wisselen de taferelen elkaar snel af en houden cliffhangers de lezer nieuwsgierig. Het is een structuur die we in veel films terugvinden en dat is geen toeval. Door literatuurhistorici wordt Vicki Baum ingedeeld bij de nieuwe zakelijkheid (1918-1933), een stilistische reactie binnen de kunsten op het expressionisme. De literatuur van de nieuwe zakelijkheid kenmerkte zich onder andere door een voorkeur voor aan de cinematografie ontleende stijlmiddelen 

Om bij de literatuurgeschiedenis te blijven: ook al is Grand Hotel van blijvende waarde gebleken, toch is de literaire reputatie van Vicki Baum niet onomstreden. Critici hebben haar werk regelmatig bestempeld als triviale literatuur en ook in Nederland was de vooringenomenheid ten aanzien van haar schrijverschap hardnekkig. Die neerbuigende houding lijkt voor een deel te wijten aan het opzienbarende succes bij het publiek. Erica van Boven, hoogleraar letterkunde aan de Open Universiteit, verwoordt dit verschijnsel zo: ‘Wat wij de eerste rang zijn gaan noemen, de hoge literatuur, is een sociale constructie. De eerste rang weerspiegelt de smaak van het panel van deskundigen, de vakmensen, wier oordelen zijn aanvaard als waarheden en feiten en wier smaak is aanvaard als de goede smaak. Wat we als tweederangsboeken  beschouwen, zijn de boeken waartegen “de mannen van smaak” zich verzetten. (…) Alleen boeken die er niet op waren toegesneden het grote publiek te behagen kwamen door de ballotage; de boeken waaraan veel mensen plezier beleefden werden uit de “officiële literatuur” geweerd.’4 Inmiddels zijn die scheidslijnen tussen literaire status en leesplezier vervaagd. Hiërarchie in de literatuur bestaat nog steeds en zal – terecht – ook blijven bestaan, maar die gaat gepaard met het inzicht dat succes niet per definitie een teken van minderwaardigheid is. 

Vicki Baum, die wars was van zelfverheerlijking en graag de spot dreef met literaire conventies, noemde zichzelf een ‘eersterangs schrijfster van de tweede rang’5, en gezien het leesplezier dat ze zoveel mensen heeft bezorgd, is die aanduiding misschien zo gek nog niet. Voor Querido Verlag, de exiluitgeverij die Emanuel Querido samen met de uit Duitsland afkomstige uitgever Fritz Landshoff in 1933 oprichtte voor Duitstalige schrijvers die na de machtsgreep van de nazi’s in eigen land geen boeken meer konden publiceren, behoorde zij in elk geval tot de grote Duitse schrijvers van haar tijd. Haar naam prijkt in de publicatielijsten tussen die van beroemde schrijvers als Thomas Mann, Heinrich Mann, Klaus Mann, Alfred Döblin, Lion Feuchtwanger, Joseph Roth en Arnold Zweig.6 Van Vicki Baum, die al in 1932 naar Amerika emigreerde, publiceerde Querido Verlag tot in 1949 tien boeken.   

Noten

  1. Vicki Baum, Es war alles ganz anders (Erinnerungen). Frankfurt am Main/Berlijn: Ullstein, p. 386
  2. De eerste Nederlandse vertaling, Menschen in ’t hotel van H.M.A. van Ludolph-van Everdingen, verscheen in 1930 bij Uitgeverij Spaarnestad in Haarlem
  3. Vicki Baum, Es war alles ganz anders, p. 384
  4. Prof. dr. Erica M.A. van Boven, Het belang van de tweede rang. Rede, uitgesproken bij de openbare aanvaarding van het ambt van hoogleraar Letterkunde aan de Faculteit Cultuurwetenschappen van de Open Universiteit, 26 oktober 2012.
  5. Vicki Baum, Es war alles ganz anders, p. 386
  6. Zie: Bettina Baltschev, Hel en paradijs. Amsterdam en de Duitse exilliteratuur. Amsterdam: Querido, 2017.

Type je zoekwoorden hierboven en druk op Enter om te zoeken. Druk ESC om te annuleren.

Terug naar boven