Uitgeverij Pluim, 2022
Rombo is Italiaans voor dondergerommel, het onderaardse geluid dat de twee zware aardbevingen aankondigde die in mei en september 1976 het Noord-Italiaanse Friulië teisterden. Ruim duizend mensen verloren het leven, tienduizenden raakten dakloos. Esther Kinsky, die in deze streek woont, raakte gefascineerd door de nog overal aanwezige sporen van de ramp.
Jetzt liegt es ein halbes Leben zurück oder mehr, aber die Schrift, mit der es sich in aller Gedächtnis eingeschrieben hat, ist nicht verblasst, sie wird immer wieder neu gekerbt vom Wiedererinnern, vom Reden über all die Wos und Wies, vom Schutzsuchen und Ängsten und Horchen auf weiteres Grollen, in Garagen, im Freien, an den Familienfiat gepresst, unter Trümmern, zwischen Toten, mit einer Katze im Arm. Mit all den heraufbeschworenen Bildern könnte man die ganze Strecke auslegen von hier, dem Friedhof mit Nordblick, bis zu der fernen lilablauen harsch schraffierten Kette des Monte Musi, (…) Alles gebirgig buchstabiert. Am Ende findet sich vielleicht sogar ein unverhofft gebahnter Weg bis zu ihrem Kamm, von dem man aus in das Tal zu Füßen des Monte Canin schauen würde, ein kleines Flusstal, das im rechten Winkel zu der mit Erdbebenerinnerungsbildern ausgelegten Strecke stünde. Windstille wäre für einen solchen Tag der Bilderauslegung zu erhoffen, eine feierliche Windstille, in der man den Bilderweg abschreiten könnte.
Het is inmiddels een half leven of langer geleden, maar het schrift waarmee het in ieders geheugen staat geschreven is niet verbleekt, het wordt telkens opnieuw ingekerfd door herinneringen, door het praten over alle waars en hoes, over het zoeken naar bescherming, over de angst, over het luisteren met gespitste oren of het niet weer begon te rommelen, in garages, in de openlucht, tegen de gezins-Fiat gedrukt, onder puinhopen, tussen de doden, met een kat op de arm. Met alle opgeroepen beelden zou je het hele traject kunnen bekleden vanaf hier, het kerkhof met uitzicht naar het noorden, tot aan de lilablauwe, grimmig gearceerde keten van de Monte Musi in de verte (…) Misschien is er onverwachts ook nog een gebaande weg te vinden naar de kam, vanwaar je het dal aan de voet van de Monte Canin zou zien, een klein rivierdal, dat in een rechte hoek op het traject vol geëtaleerde herinneringen aan de aardbeving zou staan. Windstilte zou op zo’n dag met uitgestalde herinneringsbeelden wenselijk zijn, een plechtige windstilte, waarin je de weg langs de beelden schrijdend zou kunnen afleggen.
Een alinea waar je als vertaler wel even zoet mee bent. Bijvoorbeeld met het woord ‘Erdbebenerinnerungsbilder’. Aardbevingsherinneringsbeelden? Net als het Duits is ook het Nederlands niet flauw met samenstellingen, maar er zijn grenzen. Herinneringsbeelden kon wel, en gelukkig kon ik dat woord kwijt in de volgende zin. Puzzelen is een belangrijk onderdeel van het vertalersvak.
Parende slangen
Rombo gaat over een natuurramp, maar ook en eigenlijk vooral over herinneringen. Zeven vrouwen en mannen vertellen wat zij nog weten, wat voor dag het was toen de aarde ’s avonds beefde, hoe die dag begon, wat ze aan het doen waren. Anselmo moest naar school, Lina werkte op het land, Gigi zorgde voor zijn geiten, die de hele dag al onhandelbaar waren, Mara had haar demente moeder opgesloten in een kamertje zodat ze de deur uit kon om kruiden te plukken. Het zijn ontroerende, persoonlijke verhalen. Rampen houden geen rekening met de particuliere omstandigheden van hun slachtoffers, maar die omstandigheden maken natuurlijk wel dat de ene mens een ramp anders beleeft dan de andere. Toch zijn er ook waarnemingen die alle personages delen en die als een soort refrein terugkeren in hun verhalen. De honden jankten al dagen, de vogels snerpten, boven de besneeuwde bergen stonden korte tijd twee bleke zonnen, en een aantal personages zag op de dag van de aardebeving in het dorp de zwarte slang, die anders bij de rivier bleef. De broer van Lina zag hem, Gigi zag hem, Olga zag hem.
Die Schlange, die Olga am Morgen auf der Mauer sieht, ist kohlschwarz. Sie liebt die Feuchtigkeit. Sie lebt im Wasser und zu Lande und hat kein Gift. Bei der Paarung im Frühjahr umwinden die männliche und die weibliche Schlange einander, wie zu einem gedrehten Zopf. Fürchten sie eine Störung, schließen sie sich, so verflochten, zu einem Ring, der bei Berührung von außen einen Stromstoß versetzen kann. Nach der Paarung gehören die beiden Carbon zusammen, bis dass der Tod sie scheidet.
De slang die Olga ’s ochtends op de muur ziet liggen is pikzwart. Hij houdt van vocht. Hij leeft in het water en op het land en is niet giftig. Bij de paring in het voorjaar winden de mannelijke en de vrouwelijke slang zich om elkaar heen als bij een gedraaide paardenstaart. Als ze bang zijn om gestoord te worden sluiten ze zich, met elkaar verstrengeld, tot een ring die bij een aanraking van buitenaf een stroomstoot kan geven. Na de paring horen de twee carbons bij elkaar tot de dood hen scheidt.
Beetje bij beetje komt er in de verhalen meer informatie los over de carbon, over zijn slimme karakter, zijn rol in legendes, zijn liefdesleven. Maar daarmee weet ik als vertaler nog niet wat voor slang het is, of hij ook in Nederland voorkomt en ook hier zo heet. Google scheept me aanvankelijk af met carbonvezel en carbonpapier, tot ik op het idee kom om serpenti carbone in te geven als zoekterm, het boek speelt tenslotte in Italië. YouTube beloont me prompt met een filmpje van twee zwarte slangen die zich om elkaar heen winden. Ik stuur de link met het vriendelijke verzoek om even te kijken naar een reptielendeskundige en krijg als reactie: ‘Ik ben er vrijwel zeker van dat die slang een Hierophis viridiflavus, oftewel geelgroene toornslang is. Er is een variant van deze slang in Italië die helemaal zwart is, en die ondersoort heet carbonarius, dus dat moet hem zijn.’ Eureka! De slang komt in het zwart in Nederland niet voor, dus hij mag in mijn vertaling zijn Italiaanse naam behouden.
Het landschap als personage
Ik had het hierboven over zeven personages, maar eigenlijk is er nog een personage dat door het hele boek heen in korte fragmenten en langere hoofdstukken over zichzelf vertelt, en dat is het landschap. ‘Het landschap vergeet niet wat het heeft meegemaakt,’ merkt een van de zeven menspersonages op. Het lijkt een terloopse uitspraak, maar je zou deze woorden als motto boven het hele oeuvre van Kinsky kunnen zetten. De landschappen in haar boeken zijn nooit zomaar idyllisch, romantisch of ongerept, maar dragen altijd de sporen van wat ze hebben doorstaan, door natuurgeweld, slijtage, menselijk ingrijpen en menselijke achteloosheid. De ‘herinneringen’ van het landschap in dit boek waren niet eenvoudig te vertalen. Ze gingen niet alleen over gebarsten grafstenen, overwoekerde ruïnes, scheef herbouwde kathedralen en lelijke nieuwbouwwijken, maar ook over verschuivende tektonische platen, breuklijnen en lithosferen, de bouw van de aardkorst, de vorming van gesteenten, het ontstaan van bergen, en andere onderwerpen waarvan je als vertaler niet zomaar de terminologie beheerst. Een voorbeeld:
Zuckungen haben einzelne Stücke des äußeren Felsgerüstes der Erde ergriffen und alles weit und breit durcheinandergeworfen. Dislocationen haben sich ereignet, und den verschreckten Überlebenden fällt unweigerlich wieder ein, dass sie in einer Störungsregion leben, und ohne überhaupt je so weit zu kommen, dass sie die Landschaft auf Flexuren und Brüche, auf Streichungslinien und Radialspalten betrachten und befragen oder sich wissentlich auf einer Haldenlandschaft am Rande eines Senkungsgebiets verstehen, begreifen sie doch, und seis nur im Streifen von Mörtel und Steinkrümeln aus dem Haar, dass das, was ihnen gerade widerfahren ist, sich nicht tilgen oder wiedergutmachen lässt, weil es außerhalb der Kategorien von Gut oder Böse ist.
Het uitwendige rotsgeraamte van de aarde is door aardschokken aangetast en de losgetrilde delen zijn naar alle kanten door elkaar gegooid. Er hebben zich ‘dislocaties’ voorgedaan, de geschrokken overlevenden schiet onvermijdelijk weer te binnen dat ze in een ‘storingsgebied’ wonen, en ook al zullen ze nooit zover gaan dat ze het landschap bekijken en verkennen aan de hand van plooien en breuken, van strekkingslijnen en radiale structuren, ook al zullen ze nooit zeggen dat ze op een puinhellinglandschap aan de rand van een verzakkingsgebied wonen, ze beseffen wel, al was het maar door het fijne stof en het gruis in hun haar, dat datgene wat hun zojuist is overkomen niet kan worden verholpen of goedgemaakt, omdat het buiten de categorieën goed en kwaad valt.
Met veel geduld en doorzettingsvermogen kwam ik op internet een heel eind, maar ik voelde me niet zeker van mijn zaak. Gelukkig vond ik een geoloog en een seismoloog bereid een kritische blik te werpen op dit citaat en een aantal andere passages uit mijn vertaling. Zo werden de Flexuren plooien in plaats van flexuren, de Radialspalten structuren in plaats van kloven, en het Haldenlandschaft een puinhellinglandschap in plaats van een stortberglandschap. Hulde, bij deze, aan de stille helpers van de vertalers, de deskundigen die je via collega’s of vrienden of al googelend vindt en die bijna altijd belangeloos voor je klaarstaan.
Om in te lijsten
Over Langs de rivier, een eerdere roman van Kinsky, schreef Jan der Taelen in een recensie in De Tijd: ‘Kinsky schrijft zinnen die je in een kadertje aan de muur wil hangen. Het is proza voor trage genieters, voor lezers die graag de tijd nemen om te savoureren en te herlezen.’ Dat geldt ongetwijfeld ook voor deze roman. Daarom besluit ik graag met een citaat dat misschien te groot is voor aan de muur, maar dat ik wel heel mooi vind en dat typisch is voor de unieke stijl van Esther Kinsky.
Heeft een berg herinneringen? Zijn er ergens voetstappen bewaard gebleven, klanken, de tastende, knijpende, glijdende, krabbende grepen van handen, een schuifelende, zoekende, jachtige tred, hoefslagen van dieren, het schampen van vleugels, het scherpen van snavels aan steen? De roep van vogels, af en toe passerende menselijke stemmen, misschien een door geluiden in de vlakken gegroefd patroon, minuscule groefaders, gekerfd door klanken, door de telkens terugkerende, weergalmende vogelstemmen, door het ruisen van de wind, door dwarrelende losse deeltjes die deze of gene roep volgden, netwerken van groeven, waar de lucht zo overheen strijkt dat er een zoemend geluid ontstaat, het gestage, in minuscule golfjes rijzende, dalende, onhoorbare, onversaagde geluid van de herinnering.
Esther Kinsky (Engelskirchen, Duitsland, 1956) is dichter, essayist, romancier en literair vertaler uit het Pools, Russisch en Engels. Zij kreeg in Duitsland tal van literaire prijzen, als vertaler en als schrijver, onder andere de Preis der Leipziger Buchmesse voor Hain (Kreupelhout), de W.G.- Sebaldpreis voor Rombo, en voor haar hele oeuvre de Kleist-Preis 2022, die dit najaar zal worden uitgereikt.
Josephine Rijnaarts vertaalde onder andere werk van Daniel Kehlmann, Bodo Kirchhoff, Werner Bräunig, Heinrich Mann, Ilija Trojanow, Eugen Ruge, Joachim Meyerhoff, Regina Ullmann, Vicki Baum. In 2021 kreeg zij de Letterenfonds Vertaalprijs. In 2019 verscheen van haar hand Kreupelhout, de vertaling van Hain, waarvoor Kinsky de prijs van de Leipziger Buchmesse kreeg, en in 2020 Langs de rivier (Am Fluß), genomineerd voor de Europese Literatuurprijs 2021 (shortlist)