Uitgeverij De Geus, 2012
Zwei Tage hatte er wie tot auf seinem Büffelledersofa gelegen. Dann stand er auf, duschte ausgiebig, um auch den letzten Partikel Krankenhausluft von sich abzuwaschen, und fuhr nach Neuendorf.
Twee dagen had hij voor dood op zijn buffelleren bank gelegen. Toen stond hij op, douchte uitgebreid om ook het laatste restje ziekenhuislucht van zich af te wassen en reed naar Neuendorf.
‘Wie tot’ – hoe zeg je dat in het Nederlands ook alweer? O ja. Verder zijn de eerste zinnen van deze roman niet moeilijk te vertalen. Maar let op de komma’s! Het kan verleidelijk zijn om als vertaler de interpunctie uit het origineel over te nemen. Bij vertalingen uit het Duits ga je daarmee al snel de mist in, want het Duits is veel kwistiger met komma’s dan het Nederlands.
Als de schrijver in zijn opzet is geslaagd, verdient deze eerste alinea geen schoonheidsprijs. In verschillende interviews heeft Eugen Ruge benadrukt dat zijn taal niet mag schitteren: geen bloemrijke adjectieven, gezochte metaforen, diepzinnige bespiegelingen of pretentieuze interpretaties. De feiten moeten voor zich spreken. Betekent die sobere stijl dat de schrijver het zich gemakkelijk maakt? Nee. Om het met een hedendaags cliché te zeggen: timing is alles in deze roman. Neem nog even die eerste twee zinnen. Twee dagen op de bank, ziekenhuislucht, wat is er met die man? De schrijver heeft onze nieuwsgierigheid gewekt, maar antwoord op onze vraag krijgen we pas vele bladzijden later. De roman bevat meer van dit soort geraffineerde cliffhangers. Zo wordt een moord, de perfecte moord nog wel, zo nuchter en terloops gebracht dat er je er aanvankelijk half overheen leest en pas hoofdstukken later de klap krijgt en denkt: hè? o, dus toch, wat stond er ook weer precies… Je bladert terug … twee, drie zinnetjes, en dan zo’n drama. Betekent die sobere stijl dat de schrijver het zijn vertalers gemakkelijk maakt? Niet echt. Als er geen overbodige woorden in een tekst staan, moeten de woorden die er staan wel de juiste zijn, ook in de vertaling. Ook anderszins moet je als vertaler je hoofd erbij houden. De geraffineerde cliffhangers vormen maar één aspect van de weergaloze opbouw van deze roman. Zij maken het boek spannend. Wat het boek geestig maakt, zijn – onder andere – de herhalingen. Zo wordt een belangrijke verjaardag verschillende keren verteld, vanuit het perspectief van verschillende personages. Kleine woordverschuivingen kunnen daarbij van groot belang zijn en doen een beroep op de nauwkeurigheid van de vertaler.
Een creatieve uitdaging voor de vertaler zijn verhaspelde woorden, van een kind bijvoorbeeld, dat de titel van een Spaans liedje niet goed verstaat, of van Irina, een van de sympathiekste personages. De uit Rusland afkomstige Irina spreekt Duits met een Russisch accent. Zo zegt ze in plaats van ‘Himbeermarmelade’ (frambozenjam) ‘Imbärmarmeladde’ (in-de-beer-jam). Haar man plaagt haar daarmee en oreert in het boek een alinea lang over jam die in een beer zit. Daar moet je als vertaler iets anders van maken. Het is uiteindelijk een oplossing met ‘rode bessen’ en ‘rotte beestjes’ geworden, maar daar is heel wat gepieker aan voorafgegaan.
Moeilijk? Ach, wat heet moeilijk als je een boek met zoveel plezier vertaalt en al vertalend steeds meer ontdekt hoe knap het in elkaar zit. Tot slot een voorbeeld van de manier waarop Ruge grote historische gebeurtenissen verbindt met de banaliteit van het dagelijks leven. Irina bereidt in het boek twee keer het kerstdiner, in 1976, lang voor de val van de Berlijnse Muur, en in 1991, twee jaar erna, beide keren ‘kloostergans’, haar traditionele kerstgerecht. In 1991 gaat er iets mis. ‘(Ze) schudde het fijngesneden fruit om in de boter en deed er een scheut cognac bij. Een zoete geur kwam haar tegemoet, de geur van … whisky. (…) Irina keek verbijsterd naar de fles, die ze speciaal voor Kerstavond had gekocht. Meer dan tien minuten had ze voor het schap gestaan. Ze was nog steeds niet gewend aan de verwarrende hoeveelheid soorten en merken. Het enige wat ze sinds kort niet meer hadden was – gek genoeg – Armeense cognac. Wel Franse, Griekse, Spaanse, Italiaanse, Oostenrijkse en Joost mocht weten wat nog meer. En na lang twijfelen had ze ten slotte een heel dure, Indische cognac gekozen, iets bijzonders, had ze gedacht, voor de feestdagen – en nu was het whisky!’