De Bezige Bij Antwerpen, 2013. Gepubliceerd in de rubriek ‘Vertalers aan het woord’ van www.athenaeum.nl
Unsere Wohnung lag nicht weit entfernt vom Hauptbahnhof, was vor allem bedeutete, dass es in unserem Stadtteil ganze Straßenzüge gab, die man besser mied, (…) Hier, zwischen einer chinesischen Wäscherei und einem alternativen Jugendzentrum, dessen Besucher regelmäßig in unserem Hauseingang urinierten, lebten wir. Unsere Wohnung war heruntergekommen und baufällig, aber sie war günstig.
We woonden niet ver van het station, wat vooral betekende dat je in onze wijk hele straten had waar je beter niet kon komen, (…) Het huis stond tussen een Chinese wasserij en een alternatief jongerencentrum met een publiek dat regelmatig in ons portiek plaste. Ons appartement was verwaarloosd en bouwvallig, maar ook goedkoop.
Niet de eerste zin, maar een stukje uit de eerste alinea van Grjasnowa’s roman. Gekozen vanwege het woord Wohnung. Kun je dat gewoon met ‘woning’ vertalen? Of klinkt dat te Duits? Gelukkig hoefde ik niet lang stil te staan bij mijn – wellicht misplaatste – angst voor een germanisme. Er waren andere redenen om Wohnung niet letterlijk te vertalen. In de eerste plaats lebten. Dat kan alleen met ‘woonden’ worden vertaald. Twee keer ‘woning’ en dan ook nog ‘wonen’ is te veel van het goede. In de tweede plaats Hauseingang. ‘Ingang van een huis’ zegt de Van Dale Duits-Nederlands. Wat heb ik daar nou aan, moppert de vertaler! Maar wacht, er staat niet vor dem of am maar im Hauseingang. De stap naar een portiek is snel gezet. Op dat moment besluit ik Wohnung de eerste keer met een totum pro parte te vertalen, want dan heb ik dat huis er ook in. Dan even hardop lezen, en ‘huis’ en ‘woonden’ wisselen van plaats. De tweede keer wordt Wohnung ‘appartement’, onder andere omdat ik ‘een verwaarloosde woning’ meer met een vervuilde keuken en smerig sanitair associeer dan met gescheurde muren en kapotte kozijnen.
Haas of konijn?
Mijn geworstel met het woord Wohnung hing, zoals ik al aangaf, voor een deel samen met een beroepsziekte die op de loer ligt als je uit het Duits in het Nederlands vertaalt. Germanismenfobie: de patiënt wordt in zijn slaap gestoord door nachtmerries over een recensent die zijn carrière ruïneert met de dodelijke opmerking dat het Duits door zijn vertaling heen schemert. Een ander voorbeeld hiervan is de kwestie van de haas en het konijn. Grjasnowa’s hoofdpersoon Masja, op bezoek bij haar pas geopereerde vriend, ziet door het raam een zieltogend dier op straat liggen. Ze loopt naar buiten. Es war ein Hase und er lebte noch. Deze Hase kan zowel een haas als een wild konijn zijn. Het ziekenhuis staat in een buitenwijk van een grote stad, dus beide soorten zijn denkbaar. In een mail heb ik de schrijfster gevraagd: ‘Heeft hij heel lange of niet zulke lange oren?’ Ze antwoordde dat haar zoölogische kennis gering was; ze gokte op de haas. Na elf keer veranderen en tien keer terugveranderen heb ik er uiteindelijk toch een konijn van gemaakt. Louter uit angst voor die recensent.
Schrijnend actueel en toch zo tijdloos
Nagorno-Karabach, een naam uit het journaal, eind jaren tachtig van de vorige eeuw. Een gebied waar Azeri’s en Armeniërs wonen. De Armeense Sovjetrepubliek wil Nagorno-Karabach inlijven. De Azerbeidzjanen zeggen dat het gebied van hen is. Bevolkingsgroepen die vreedzaam samenwoonden, staan in een mum van tijd als vijanden tegenover elkaar. ‘Mensen die elkaar hun hele leven hadden gekend, vergaten alles van elkaar. Het enige wat ze onthielden, was de vermeende nationaliteit van de ander.’ Pogroms, geweld, plundering, verkrachting. Masja Kogan, kind van een Azerbeidzjaanse vader en een Joodse moeder, maakt van haar zesde tot haar twaalfde de gruwelen van een burgeroorlog mee en wordt erdoor getekend. Lang geleden? Ver weg? Het is nu 2014 en als we de tv aanzetten, zien we de kinderen in Aleppo. In de Boekennacht van 14 maart 2014 zei Olga Grjasnowa in een openbaar interview met Michel Krielaars in Amsterdam dat ze ervan overtuigd was dat situaties zoals in Nagorno-Karabach, zoals in Syrië en nu ook op de Krim, overal kunnen ontstaan, ook in het Westen, in een paar weken tijd.
Als Masja twaalf is, besluit het gezin te emigreren. Haar ouders willen naar de Verenigde Staten of Canada, maar die grenzen zijn al dicht. ‘Je kon nog naar Duitsland en Israël, maar alleen als Jood.’ Haar vader wil voor geen goud naar Israël, haar Joodse moeder vindt het absurd om naar Duitsland te gaan, waar ‘de as nog warm is’. O ironie! Het wordt Duitsland. Waar Masja al snel doorheeft dat ze als de wiedeweerga de taal moet leren. ‘Ik ging met mijn ouders mee naar de vreemdelingendienst en leerde daar dat talen macht betekenden. Wie geen Duits sprak, had geen stem, en wie het gebrekkig sprak, werd niet gehoord. Of een verzoek werd ingewilligd, hing af van je accent.’
Op haar zeventiende spreekt Masja vijf talen en werkt ze als tolk. Een succesvolle immigrant. Multiculti, zonder wortels, en dat lijkt ze prima te vinden: ‘Mijn thuis is waar mijn vrienden zijn.’ Maar van binnen voelt Masja zich verscheurd, een oorlogstafereel uit haar kindertijd in Bakoe achtervolgt haar als een nachtmerrie, en als ze haar Duitse vriend verliest, vertrekt ze naar het Israël waar haar ouders niet heen wilden en waar ze in een diepe crisis belandt.
Olga Grjasnowa heeft een spannend debuut geschreven over ervaringen en gevoelens waarin iedereen zich herkent, ook al nemen ze in het leven van de een extreme of zelfs traumatische vormen aan, terwijl je aan de andere kant van het spectrum uitkomt bij de zoete pijn van de nostalgie. Zaken als wegtrekken of blijven waar je geboren bent, de betekenis van ‘thuis’, je wortels, heimat en ontheemding, indringende gebeurtenissen in je kindertijd die een stempel drukken op je persoonlijkheid, zaken als afkomst en identiteit. ‘Je ziet er helemaal niet uit als een Duitse.’
‘Hoe zien Duitsers er dan uit?’
‘Geen idee.’
‘En Russen, hoe zien Russen eruit?’ vroeg ik.
Hij haalde zijn schouders op en zei: ‘Als mensen die van berken houden.’
Josephine Rijnaarts vertaalde werk van o.a. Ilija Trojanow, Heinrich Mann, Eugen Ruge en F.C. Delius. Binnenkort verschijnt Nachtbus naar Andalusië, een nieuwe roman van Eugen Ruge. Momenteel vertaalt zij Rummelplatz (Kermis) van Werner Bräunig. Eerder schreef zij voor Atheneum.nl over de eerste zinnen van Smeltend IJs van Ilija Trojanow en In tijden van afnemend licht van Eugen Ruge.