Als wij eens in de week, op woensdagochtend, bij elkaar komen, is het mijn taak de recente ontwikkelingen te analyseren. Niet iedereen weet de weg in het spiegelkabinet van de politiek. De anderen bakkeleien meestal uit onwetendheid en spreken me met onbezonnen argumenten tegen. Ze willen bewijzen dat ze zelf hersens hebben, maar gebruiken ze niet. Een wijdverbreid euvel. We delen een fles zelfgestookte rakija die we zelf hebben meegebracht. Sommigen van ons (een paar maar) bestellen bij de kroegbaas een kopje koffie. Hij serveert het met twee in dun papier verpakte suikerklontjes. Vroeger stond er een suikerstrooier op tafel. Aan het eind van onze woordenrijke ochtenden was de strooier leeg. De kroegbaas zou ons niet dulden als we niet ooit op een lekke boot midden in ijskoud water met vereende krachten zijn vader warm hadden gewreven. Die lui, die te veel suiker door hun koffie roeren, hebben het leven van zijn vader in hun verwarmende handen gehouden en voorkomen dat zijn ledematen bevroren (bij iemand anders werden beide benen geamputeerd). Voor onze familie waren wij, die wekelijks aan deze sobere tafel kraanwater, een glaasje zelfgestookte rakija en soms een kopje koffie drinken, wij, die onze jeugd in gevangenissen en strafkampen hebben doorgebracht, tientallen jaren een schandvlek. Hoe vaak het tafelkleed van de familiegeschiedenis ook gewassen werd, zo’n vlek kreeg je er niet uit. De kroegbaas had dus alle reden om zijn vader te verwensen, die dwarskop die de kans van zijn zoon op een comfortabeler, succesvoller leven had bedorven. Als je wilde dat je naasten trots op je waren, moest je je best doen om niet op te vallen.
Hoeveel zijwegen we ook bewandelen, we keren steeds terug naar het thema dat ons een keer per week bij elkaar brengt, al pratend brengen we onszelf in een staat van woede, we praten hard, nog harder, tot de kroegbaas vraagt of het wat zachter kan, de gasten aan de andere tafeltjes zouden geklaagd hebben.
‘Over het volume of over de inhoud?’ vraag ik.
‘Jullie hoeven de kromme wereld toch niet recht te buigen in mijn kroeg?’
Het klinkt eerder smekend dan strijdlustig.
Ik kijk naar de hielenlikkers aan de andere tafeltjes, die vlug hun blik afwenden. Gemakkelijk te raden wat ze van ons vinden… Laat het verleden toch rusten (ergo: leg je bij je nederlaag neer), er is zo veel gras over de zaak gegroeid (dat wil zeggen over de graven), wat zitten jullie in oude wonden te peuteren (in plaats van je druk te maken om nieuwe). Zelfs aan onze tafel, waar ruw geschat twee eeuwen opsluiting op een kluitje zitten, wordt ons verleden weleens gebagatelliseerd.
[fragment uit Ilija Trojanow, Macht en verzet (Macht und Widerstand, 2015), vert. José Rijnaarts. De Geus, 2016]
Waardering
- Macht en verzet biedt een knap en uiterst origineel portret van een verdorven wereld, waarin zelfs het weinige goede dat er nog over is door het kwaad wordt verpletterd. Michel Krielaars in NRC Handelsblad
- Een confrontatie op het scherp van de snede, vermomd als briljante roman. Het boek is vernuftig opgebouwd. Het tempo en de stilistische beheersing zorgen voor een onvergetelijke leeservaring. Cutting Edge.
- De strijd van beide mannen met hun verleden van opportunisme en macht, van idealisme en verzet, brengt veel van het goede én het slechte van de mens aan het oppervlak. Naast een inkijk in het verwerkingsproces van het Bulgaars communisme, biedt Macht en Verzetde lezer vruchtbare denkstof over hoe een maatschappij omgaat met haar eigen scherpe kanten. Trojanow zet een ambitieus en beklijvend werk neer dat grote lof verdient. Thomas van Roey. Mondiaal Nieuws